Ameland

 

Appartement "Iniho"

 

Ballum

 

Ameland: een verhaal op zich

 

De boeiendste geschiedenis van Ameland is natuurlijk de geschiedenis van de mensen die op het eiland leefden. De jutters, de walvisvaarders, de vissers, kortom: het van zout en avontuur doortrokken leven van de eilandbewoners door de eeuwen heen.

 

Geboorte van de wadden

Tot de eerste bewoners er waren, ergens rond 750 na Christus, had de natuur ruim de tijd om Ameland te maken. Dat ging er, zoals wel vaker het geval is in de flora en fauna, even traag als grondig aan toe. Pas toen de laatste ijskappen zwichtten voor de steeds hoger wordende temperaturen, kon de stijgende Noordzee zandwallen richting kust duwen. De zeespiegel daalde vervolgens weer. Nu lag er één langgerekte zandwal, die langzaam groeide, waardoor de Oude Duinen ontstonden. Bij de volgende zeespiegelstijging werd deze lange dam in stukken geslagen waardoor het gebied achter de stukken onder water liep en ziedaar: de wadden waren geboren.

 

Het geslacht Van Cammingha

Het oudste bewijs van het bestaan van Ameland dateert uit de achtste eeuw. In registers uit die tijd, gevonden in een Duitse abij, is sprake van een ‘Insula qua dictur Ambla’. In gewoon Nederlands: ‘Een eiland Ambla geheten’. Taalkundigen twijfelen er niet aan dat daarmee Ameland wordt bedoeld, omdat de abdij in kwestie rond het jaar 800 grondbezit verwierf in de buurt van Dokkum. De bijgehouden, geschreven geschiedenis van Ameland begint ongeveer in 1400 en valt samen met de opeising door Ritske Jelmera van het vertegenwoordigingsrecht van het eiland. Zijn achterkleinzoon Haye trouwt met de weduwe van Sicko Pieters van Cammingha en neemt haar naam aan. Met hem begint het geslacht van vele generaties Van Cammingha. Hayo wordt als rechtmatige bezitter van het eiland erkent door Keizer Maximiliaan. Dat vindt plaats in de Habsburgse periode (1482 – 1581), wanneer Maximiliaan als regent optreedt omdat zijn zoon Filips de Schone te jong is. Na het uitsterven van de mannelijke lijn van de Van Cammingha’s, tweehonderd jaar later, is het eiland nog twee keer  van eigenaar gewisseld. Tijdens de Franse Revolutie werd Ameland in 1800 als 31ste gemeente aan Friesland toegevoegd. Het kasteel van de heersers, Jelmera State, stond in Ballum en is in 1829 gesloopt. In 1975 werd op dezelfde plek het huidige gemeentehuis gebouwd.

  

Walvisvaart

De walvisvaart heeft tijdens het bewind van de familie Oranje Nassau een voorname rol gespeeld op Ameland. Nog steeds zijn de woningen van de commandeurs, zoals de kapiteins op de walvisvaart werden genoemd, te zien in Ballum, Nes en Hollum. De muizetanden aan de richels in de gevels geven aan wat de rang was van de betreffende zeevaarder. De walvisvaart heeft het eiland veel welvaart gebracht. Er werd vooral gehandeld in walvisolie, ook wel traan genoemd, en baleinen, zoals de lange hoornplaten in de bek van sommige walvissen werden genoemd. Helaas was het ook een buitengewoon riskant vak. Na het ijzingwekkende avontuur van Hidde Dirks Kat en zijn vijftig metgezellen kwam er dan ook langzamerhand een einde aan. Kats schip kwam in de winter van 1777, evenals vele andere schepen, vast te zitten in het onbarmhartige Noordpoolijs. De bemanning verliet noodgedwongen het schip en besloot met de moed der wanhoop richting Groenland te lopen. Na een barre week kwamen er van de eenenvijftig mannen slechts achttien aan. Op Groenland brachten zij tussen gastvrije Eskimo’s de winter door. Pas anderhalf jaar na hun vertrek keerden zij terug op Ameland. In het cultuur-historisch museum Sorgdrager in Hollum, een authentiek ingericht commandeurshuis, is nog goed de sfeer te proeven die op Ameland heeft geheerst tijdens de hoogtijdagen van de walvisvaart.

  

Strandvonderij

Na het afzweren van de walvisvaart waren de inwoners van Ameland aangewezen op de landbouw, veeteelt, de handelsvaart, de visserij en het jagen. De handelsvaart zette voor een aantal eilandbewoners de welvaart van de walvisvaart voort. Tot in de 20ste eeuw voeren de vrachtschepen naar een groot deel van Europa en de eilander zeelieden over alle wereldzeeën. Dat was evenwel niet voor iedere Amelander weggelegd. De strandvonderij, zoals het jutten officieel wordt genoemd, zorgde voor een welkome aanvulling op het karige inkomen van vele eilandbewoners. Tijdens stormen trokken veel inwoners hoopvol naar de stranden langs de Noordzee. Op de drukke scheepvaartroute sloeg regelmatig een schip tegen de kust te pletter. Zo regelmatig zelfs dat sommige Amelanders van het bergen van personen, goederen en schepen hun beroep hadden gemaakt. Deze zogenaamde wagenaars en bergers hadden het recht om schepen met hun inhoud te bergen, mits er een vast omschreven gedeelte van de buit naar de prins, destijds de eigenaar van het eiland, ging. De rest werd verdeeld over de wagenaars, de bergers, de zogenaamde halfdelers en de oude mannen van Ameland. In het landbouw- en juttersmuseum Swartwoude in Buren zijn nog verschillende strandvondsten uit die tijd te zien. In datzelfde museum is, letterlijk, een levendig beeld gegeven van het reilen en zeilen van een boerderij in de periode 1890 – 1900. Er zijn niet alleen oude werktuigen te zien, maar lopen ook paarden, kalveren, geiten en varkens rond.

 

De jutter als eilandfenomeen is overigens niet helemaal verdwenen. In 1991 heeft een groep Amelanders de Juttersvereniging opgericht. De vereniging behartigt de belangen van de jutters en de strandsportvissers. Jutters zijn 'opruimers' en dus organiseert de vereniging jaarlijks een schoonmaakploeg om het afval van het strand te verwijderen. Een enorm karwei waarbij ook de vakantieganger van harte welkom is.

 

 

13-10-2007

Home

E-mail